Infrastructuur en landschap: Geen tegenpolen, eerder elkaar versterkend
Ringland in Antwerpen, de kruispunten in het Zoniënwoud, de A11 en de Waaslandhaven bewijzen dat publieke opdrachtgevers en projectontwikkelaars tegenwoordig op een andere manier met infrastructuur omgaan. Door er in de ontwerpfase een holistisch perspectief op na te houden, ontstaan evenwichtige landschappen met aandacht voor economie, mens en milieu. (Wout Ectors)
Lange tijd werden wegen, bruggen en andere elementen van de (verkeers)infrastructuur als een noodzakelijk kwaad gezien: ze zijn essentieel voor de economie, maar verstoren het landschap. Een ietwat gedateerde kijk die nu stilaan naar de achtergrond verdwijnt. Met dank aan een onder meer door het klimaatvraagstuk ingegeven mindshift, maar evengoed om net een beter antwoord te kunnen formuleren op de gekende mobiliteitsknopen. Het draait voortaan om projecten waarin infrastructuur en landschap elkaar ondersteunen, gestoeld op een multidisciplinaire aanpak en met moderne landschapsarchitecten in een sleutelrol.
A11
Bas Smets, die werd uitgekozen om de omgeving van de Notre-Dame van Parijs te herontwerpen en vorig jaar de Ultima voor Algemene Culturele Verdienste op zijn naam schreef, is een van de wegbereiders van deze nieuwe wind. Het pioniersproject van de snelweg A11 tussen Brugge en Westkapelle vormt een treffende illustratie van zijn visie. Het was de eerste opdracht waar zijn team en partner Jan De Nul Group expliciet de vraag kregen om een integraal uitvoeringsplan uit te tekenen voor een kilometerslang nieuw landschap. “In plaats van het landschap in te zetten om de infrastructuur te camoufleren, gebruikten we de infrastructuur net om méér landschap te creëren en het bovendien robuuster te maken.”
Dat gebeurde op basis van een historische lezing van het polderlandschap, met al zijn dijken en grachten een infrastructureel landschap op zich, waar de snelweg als het ware een nieuwe laag van vormt. “Het bestaande landschap wordt verduidelijkt en versterkt door de infrastructuur”, die met zijn tunnels, viaduct met beweegbare bruggen, balkonrotonde en in totaal 5.000 aangeplante bomen bovendien een erg innovatief en duurzaam karakter heeft. “Door ter hoogte van de N49 bijvoorbeeld te opteren voor dezelfde vierdubbele beplanting als bij de naburige kanalen, konden we verschillende gefragmenteerde elementen van het oorspronkelijke landschap vervolledigen. Zo ontstaat een coherent geheel.”
Ringland
Nog voortrekkers van het eerste uur vinden we bij ontwerpbureau OMGEVING, waar creatief directeur Luc Wallays tot zijn grote tevredenheid zich een mindshift zag voltrekken onder publieke opdrachtgevers. “Vroeger gaf een infrastructuurplan enkel de weg in kwestie weer, en in het beste geval nog één meter talud aan beide zijden. Als ontwerper wist je zo nauwelijks met welk soort landschap je eigenlijk te maken had. Gelukkig is intussen het besef gegroeid dat het hierbij niet enkel om een mobiliteitsvraagstuk gaat, maar telkens ook en bovenal om een maatschappelijk vraagstuk. Nieuwe infrastructuur is tenslotte een culturele daad, met een gigantische en langdurige impact op de omgeving.”
Het Ringlandproject zette naar verluidt een sneeuwbaleffect in gang. “De ambitie om infrastructuur en landschap niet als tegenpolen te zien en echt met elkaar te laten communiceren, komt daarin prachtig tot uiting. Anders dan het wegdek van de Antwerpse ring voor de zoveelste keer te vernieuwen en het lawaai en het enorme verlies aan ruimte nogmaals te negeren, kozen we immers voor een geïntegreerde benadering die tal van uitdagingen aanpakte.” Concreet moet de overkapping van de drukke verkeersader ruimte bieden voor een aaneengesloten conglomeraat aan parken, inclusief ecoducten en vlotte fietsverbindingen. “Binnen enkele jaren spreekt iedereen ongetwijfeld van een fantastische toevoeging aan het Antwerpse landschap, waarbij mobiliteit en leefbaarheid optimaal samenkomen.” Een goed ontwerp heeft geen verliezers en groeit op lange termijn uit tot een zeer rendabele investering, klinkt het. “Zeker als je de link tussen gezondheidszorg en mobiliteit niet negeert in een stad die doorkruist wordt door een grote Europese snelweg.”
Op en rond de Brusselse ring schrijft OMGEVING al meer dan vijf jaar aan een gelijkaardig verhaal. “Ook daar hebben de overheden begrepen dat infrastructuur meer is dan asfalt en signalisatieborden”, stelt Wallays. “De eerste realisaties die we uitvoeren aan de vier grote kruispunten in het Zoniënwoud, richten zich zelfs prioritair op fietsers, recreanten, fauna en flora.”
Microklimaten
De ecologische inspanningen die vaak in dit soort projecten aan bod komen, hebben ook grote troeven op zowel recreatief als esthetisch vlak. Het resultaat is een efficiëntere mobiliteit waar iedereen baat bij heeft en die zorgt voor meerdere evenwichten: tussen landschap en infrastructuur, tussen mens en milieu én tussen verschillende types mobiliteit of weggebruikers. In het Zoniënwoud ruimt een deel van de auto- infrastructuur bijvoorbeeld plaats voor fietsers. Tegelijk bieden zulke geïntegreerde ontwerpen de kans om meer klimaatrobuuste landschappen te creëren. “Met onze insteek introduceren we een langetermijndenken dat voorheen steevast ontbrak”, zegt Wallays. “Zo dienen de huidige projecten niet alleen om de littekens van de oude infrastructuur in het landschap weg te werken, maar ook om de klimaatcrisis van morgen het hoofd te kunnen bieden en onze steden af te koelen.” Want dat is broodnodig. “De resultaten van onze klimaatadaptatiescans en hittestressplannen zijn werkelijk onheilspellend. De urgentie is groot.”
“Door waar mogelijk te ontharden, groen te integreren en zo microklimaten te creëren, kan je de gevoelstemperatuur fel laten zakken”, weet ook Bas Smets. Net op vlak van beplanting biedt infrastructuur volgens hem overigens unieke kansen, want waar is meer ruimte voor een bomenrij dan langs een grotendeels lineaire (water)weg? Verder beklemtoont hij het belang van een adequate waterhuishouding. “Heel ons ontwerp voor de A201 – die de hoofdstad met de luchthaven verbindt – is gebaseerd op het openleggen van de Woluwe en het verhogen van de buffercapaciteit. Om overstromingen te vermijden, is het dan ook cruciaal om langsheen de infrastructuur een goede verwerking van het regenwater te garanderen.” Al vergt dat soms toch nog de nodige overtuigingskracht, bewees een van de topprojecten van Luc Wallays en OMGEVING. “In het stationsgebied van Liedekerke moesten we een parking bouwen in een waterzieke zone. Na heel wat discussies konden we de opdrachtgever overtuigen om die ruimte terug te geven aan de natuur en de parking aan de hoge zijde te voorzien.” Een slimme keuze, bleek niet veel later toen de hemelsluizen onverbiddelijk opengingen en de groene vallei plots helemaal onder water stond.
Holistisch en multidisciplinair
Vandaag werkt het team van OMGEVING onder meer aan het Tweede Getijdendok in de haven van Antwerpen. Een uitstekend voorbeeld van een project waar infrastructuur en landschap elkaar versterken, want waar het oorspronkelijk de bedoeling was om alle infrastructuur te verstoppen achter een betonnen muur van drie kilometer lang, tekenden de landschapsarchitecten een multifunctioneel dijkensysteem uit. “De dijken verbinden het dok – waarin alle modi van mobiliteit ontsloten worden – met de mooie natuur- en landbouwgebieden errond, vormen een geluidsbarrière én zijn de drager van een kilometerslange wandelboulevard. Zo kan de Waaslandhaven uitgroeien tot een van de grootste parklinten van de stad.” Terwijl hij dit alles vertelt, begint Wallays iets te dagen. “Ik realiseer me nu dat veel van wat we doen niet tot de initiële opdracht behoort, maar ontstaat door ook de bril van het landschap en al zijn gebruikers op te zetten.”
Maar zelfs wanneer een opdrachtgever volledig mee blijkt, is het geen sinecure om zo’n holistische visie in de praktijk te brengen en op meerdere niveaus tot het juiste evenwicht te komen. “Het is zaak om te beseffen dat elke ontwerppartner slechts één deel van het geheel vormt”, aldus Bas Smets. “Daarom is het essentieel dat de ingenieurs, architecten, ecologen, waterexperts en andere deskundigen van bij de start samen aan de slag gaan. Enkel door in overleg en vanuit velerlei domeinen na te denken over een integrale oplossing, kan je echt innoveren en het verschil maken.”