In de marge van Top Bouw
Hoewel de gevolgen ervan in 2022 pas tastbaar werden, waren de twee belangrijkste gebeurtenissen van 2021 de aankondiging van een gedeeltelijke terugtrekking van het Nederlandse BAM uit ons land en de splitsing van CFE. (Tony Coenjaerts)
De in 1880 opgerichte Compagnie Générale de Chemins de Fer Secondaires (CFE) werd een eeuw later, na de fusie met Entreprises François et Fils, het grootste bouwbedrijf van het land. In 1989 werd het bovendien een dochter van de Franse groep GTM, die rond de eeuwwisseling fuseerde met Vinci. Dat laatste werd op die manier referentie-aandeelhouder.
Bij het begin van de jaren dertig startte CFE met baggerwerken. Daarvoor richtte het de Société Générale de Dragage op, die in 1974 fuseerde met de baggeractiviteiten van de Antwerpse groep Ackermans & van Haaren (AvH) om zo Dredging International te vormen. In 1991 verenigen Dredging International en Baggerwerken Decloedt & Zoon zich om de groep DEME te worden, die in handen was van CFE en AvH.
DEME
In 2013 sluiten AvH en Vinci een akkoord waarbij CFE de enige aandeelhouder van DEME wordt en AvH hoofdaandeelhouder van CFE. Vinci van zijn kant behoudt een participatie van 12,1% in CFE. Het zo gevormde nieuwe geheel is met een geconsolideerde omzet van 3,64 miljard euro in 2021 een zwaargewicht, dat enigszins uit balans is, aangezien de baggerwerken veel meer doorwegen dan de bouwactiviteiten.
Vandaar de aankondiging eind 2021 van een splitsing van de activiteiten. Die werd realiteit op 30 juni 2022 met de beursgang van DEME, de grootste baggeraar van het land, die een geconsolideerde omzet van 2,54 miljard euro kent. Dat is ver voor Jan De Nul, die volgt met 1,7 miljard euro. In 2022 werkte DEME het grootste project uit zijn geschiedenis af: Abu Qir 2, waarbij het in de buurt van Alexandrië, waar destijds Nelson en Napoleon de confrontatie met elkaar aangingen, een haven en een nieuwe stad creëerde.
In de offshore is DEME de eerste bouwer ter wereld die - voor de kust van Saint-Nazaire - een volledig windturbinepark in rots verankerde. CFE van zijn kant realiseerde in 2021 een geconsolideerde omzet van 1,12 miljard euro. Dat is een stijging met 9,6%. Daarnaast startte het bedrijf via zijn drie dochterondernemingen Van Laere, BPC Group en VMA het eerste project dat de circulariteitsprincipes in België op grote schaal toepast. Het gaat om het project ZIN, dat in de Brusselse Noordwijk een oppervlakte van meer dan 110.000 m² inneemt. Daarbij blijft 65% van de bestaande WTC-torens bestaan en 95% van de materialen wordt behouden, gerecycleerd of hergebruikt.
Thomas & Piron
Omdat ze haar rentabiliteit wilde verbeteren, startte de Nederlandse groep BAM (geconsolideerde omzet 7,315 miljard euro) met een strategisch plan waarin is opgenomen dat vanaf 2022 een nieuwe organisatiestructuur wordt ingevoerd, naast een reeks desinvesteringen in verscheidene Europese landen. In ons land, waar de groep in 2021 een omzet van 546 miljoen euro realiseerde, vertaalde dat zich in het afstoten van de vennootschappen Galère en BAM Contractors.
Het kort na de Tweede Wereldoorlog opgerichte Galère was tijdens de jaren 1970 een van de grote winnaars van het gouden tijdperk van de Waalse autowegen. In 1989 echter, wanneer stichter Arthur Galère met pensioen gaat, doet een nieuwe aandeelhouder zijn intrede: de Hollandse Beton Groep (HBG), die op zijn beurt in 2002 door landgenoot BAM wordt overgenomen.
Een van de grote lopende projecten is de bouw in Luxemburg, op het plateau van Kirchsberg, van Jean Monnet 2. Dat is een 24 verdiepingen tellend gebouw waar diensten van de Europese Commissie onderdak zullen krijgen. Met deze aankoop, die in februari 2022 werd uitgevoerd, ziet Thomas & Piron zijn personeelsbestand met 25% toenemen. De globale omzet van het nieuw gevormde geheel stijgt op zijn beurt van 700 tot 900 miljoen euro. Recenter verwierf Thomas & Piron in Zwitserland de holdingmaatschappij Epiney. Die overkoepelt een zestal kmo’s die actief zijn in aanneming, civiele engineering, bouw en steigerwerk.
Stadsbader
BAM Contractors, dat ontstond door de opeenvolgende overnames en fusies van de vennootschappen De Meyer (Gent), CEI (Brussel) en Betonac (Sint-Truiden), kwam in mei vorig jaar onder controle van de groep Stadsbader en werd Stadsbader Contractors. Met de bijkomende 400 loontrekkenden en 190 miljoen euro aan omzet telt Stadsbader Group nu 1.650 medewerkers. Het zal in 2022 een omzet van ongeveer 600 miljoen euro realiseren.
Voor het naar Stadsbader overging, bracht BAM Contractors zijn activiteit ‘gebouwen’ onder bij BAM Interbuild (omzet 202 miljoen), dat de nieuwe gevangenis in Dendermonde bouwde, maar een erg moeilijk boekjaar 2020 kende, met uiteindelijk een verlies van 23 miljoen euro. Het noodlot lijkt trouwens de dochterondernemingen van buitenlandse groepen te achtervolgen. Colas Belgium, dat in een publiek-private samenwerking (PPS) stapte voor de bouw van de toekomstige Luikse tram (11,7 kilometer, 23 haltes), laat voor de laatste twee boekjaren een gecumuleerd verlies van 45,1 miljoen euro optekenen. Strabag Belgium kende dan weer drie verlieslatende boekjaren op een rij, met een gecumuleerd verlies van 62,7 miljoen euro.
Dat zijn indrukwekkende bedragen, die we echter kunnen relativeren als we rekening houden met de omvang van de betrokken groepen. In 2021 realiseerde Strabag SE immers een omzet van 16,1 miljard euro, terwijl Colas, een dochter van de groep Bouygues, een geconsolideerde omzet van 13,2 miljard euro neerzette.
Vinçotte
Ook de groep Vinçotte veranderde van nationaliteit, maar dan in omgekeerde richting. De groep ging immers enkele maanden voor haar 150ste verjaardag deel uitmaken van de Nederlandse groep Kiwa. In december 2021 tekende Vinçotte met die laatste een verkoopovereenkomst, die enkele maanden later haar uitwerking kreeg. Daarmee kwam er een einde aan een industrieel avontuur dat begon in augustus 1872, toen Robert Vinçotte vaststelde dat “ontploffingen van stoomketels een betreurenswaardige kant van onze industriële samenleving vormen” en de Vereniging voor het toezicht op stoomketels oprichtte. Kiwa, dat ongeveer 10.000 medewerkers heeft die testen, controleren en certificeren, werd zelf in 2021 een onderdeel van SHV. Dat laatste is een immens familiaal conglomeraat waaronder Makro, Nutreco en de leverancier van gespecialiseerde industriële diensten Eriks vallen. Geconsolideerd stelt SHV iets meer dan 56.000 personen tewerk en realiseert het een omzet van 20 miljard euro.
Fedrus
Een van de andere grote bewegingen van het boekjaar is de instap van d’Ieteren voor 40% in TVH Parts, voor 1,17 miljard euro, de grootste investering in zijn lange geschiedenis. TVH Parts is een van de twee divisies van het vroegere TVH, wereldleider in wisselstukken en accessoires voor laad- en losmachines en industriële en landbouwuitrusting. Het bedrijf breidde net zijn activiteiten uit naar de verwante markt van de lichte constructie.
De in de installatie en het onderhoud van infrastructuurwerken gespecialiseerde Infra Group werd in juni 2021 door haar Franse eigenaar (Andera) overgelaten aan het Britse ICG (Intermediate Capital Group) en herdoopt tot We Connect Infra. Dat laatste kende op basis van een geëxtrapoleerde balans van vier maanden een geconsolideerde omzet van 289 miljoen euro. De belangrijkste entiteit van de groep is Verbraeken Infra (omzet 147 miljoen).
Bij de materialen ten slotte stapte Sofindev uit het kapitaal van Fedrus, waar het zes jaar eerder instapte. De omzet steeg van 190 miljoen euro in 2015 tot 774 miljoen en het personeelsbestand komt vandaag uit op 1.500 personen. Fedrus, dat nu helemaal in familiale handen is, overkoepelt enerzijds het in materialen uit het hogere gamma gespecialiseerde VM Building Solutions en anderzijds Apok, dat materialen voor daken en gevels verkoopt aan professionals.
Rentabiliteit
In vergelijking met het voorgaande boekjaar is de nettowinst van de 2.000 ondernemers in ons niet-geconsolideerde klassement met bijna een derde gestegen (32,3%). Die vooruitgang moeten we echter vooral toeschrijven aan de aannemers, waar de gecumuleerde winst met meer dan de helft stijgt (52%), tegenover 14% bij civiele engineering. Qua rentabiliteit liggen de twee activiteiten weliswaar sterk uit elkaar, met een ROE van 13,12% voor de aannemers in de bouw en 5,99% voor die in openbare werken. Die laatste vergen van nature grotere investeringen.
Dit artikel is verschenen in Top Bouw die beschikbaar is in pdf.