De opmars van circulaire platformen
In een ideale circulaire wereld worden herbruikbare bouwmaterialen in één beweging overgebracht van een sloop naar een nieuwbouwwerf even verderop. Een meer realistische tussenstap zijn online marktplaatsen waar vraag en aanbod elkaar vinden. Hoe doen de Belgische pioniersprojecten het? En is er hoop op een ééngemaakt circulair platform? (Wout Ectors)
Voor aannemers is het geen sinecure om hun circulaire ambities om te zetten in concrete realisaties. Tweedehands bakstenen en isolatieplaten willen hergebruiken is één ding, ze net op het juiste moment in de juiste hoeveelheid kunnen aankopen blijft toch een ander verhaal. Omgekeerd zien sloopbedrijven hun geoogste bouwproducten liever gerecupereerd dan op de afvalberg, maar voelen ze er weinig voor om hopen herbruikbare materialen te moeten stockeren in afwachting van een mogelijk onbestaande vraag. Circulariteit in de bouw staat of valt bij een goede wisselwerking tussen vraag en aanbod. Een digitaal koop- en verkoopplatform lijkt de gedroomde oplossing. Dat besefte ook de bouwsector, want uit meerdere hoeken en met verschillende schaalgroottes schoten de circulaire platformen de laatste tijd als paddenstoelen uit de grond.
Pioniers
Bouwbedrijven die hun geoogste materialen niet allemaal zelf kunnen gebruiken en overschotten digitaal aanbieden, spelers uit de sloopsector met een online marktplaats gekoppeld aan een fysieke opslagplaats, materialenbanken van lokale overheden, … Er bestaan vandaag allerlei soorten circulaire platformen, met elk een eigen focus maar de gedeelde ambitie om vraag en aanbod te verenigen.
Een populair voorbeeld is de verkoopsite van ecologisch bouwbedrijf HuisMus. “Recuperatiematerialen zijn nog duurzamer dan bio-ecologische materialen”, zegt zaakvoerder Nicolas Meersschaut, “maar als we willen dat partijen ermee aan de slag gaan, is een goede matching cruciaal.” Zo ontstond Trovo, een circulair platform mét verdienmodel. “Het is een misvatting dat gerecupereerde bouwproducten gratis zijn. We kopen ze aan, integreren alle werkuren voor transport, reiniging en inventarisatie in het kostenplaatje en proberen ze dan met marge te verkopen.”
Aan de andere kant van de taalgrens valt veel inspiratie te rapen bij Cornermat, een initiatief van coöperatieve organisatie en recyclagespecialist Retrival. “Met een omzet van circa 1,15 miljoen euro is Cornermat nog niet rendabel en zijn onze andere services noodzakelijk om de begroting in evenwicht te krijgen”, aldus mede-eigenaar Damien Verraver. “Wel zien we een positieve evolutie en zijn we ervan overtuigd dat deze evolutie zich zal doorzetten.”
Kwaliteitsnormen
“Het is niet voldoende om een plek te creëren waar vraag en aanbod elkaar kunnen vinden”, wijst Verraver op de hindernissen bij het opzetten van een circulair platform. “Er komt veel meer bij kijken. Denk maar aan de demontage, het transport en de stockage in een fysieke opslagplaats.” Dat weet ook Jeroen Vrijders, R&D Program Lead Sustainable Construction & Processes bij Buildwise. “Stockage is duur en een groot vraagstuk. Een materiaal oogsten om het dan twee keer te moeten verleggen in je hangar en pas na een jaar iemand te vinden die de helft wil aankopen… motiverend is het niet. Gelukkig schuilt net daarin de meerwaarde van een goed werkend digitaal platform.”
De voornaamste hersenkraker heeft echter te maken met de (gepercipieerde) kwaliteit. “Het spreekt vanzelf dat mensen van hun restproducten af willen, maar het potentieel aan vraagzijde is moeilijker in te schatten”, stelt Vrijders. Omdat er geen twijfel mag bestaan over de herbruikbaarheid van een product, zijn kwaliteitsnormen essentieel. “Daarom focussen we nu op onderzoek, zodat we over de data beschikken om een normenkader uit te werken.”
Naar een ééngemaakt platform?
De vraag rijst of de vele circulaire platformen de handen niet beter ineenslaan. Iedereen heeft tenslotte baat bij een meer geconcentreerd aanbod. “Terwijl onze buurlanden dit op grotere schaal aanpakken, leeft in België soms nog een KMO-mentaliteit waarbij iedereen een eigen platform lanceert om van z’n overschotten af te raken”, werpt Vrijders op. “Anderzijds is het niet duidelijk of een universeel platform wel wenselijk is, omdat elk platform toch zijn eigenheden heeft.”
“Ik geloof vooral in een universele datastructuur en uitwisselprotocollen”, schetst Vrijders een alternatieve, decentrale benadering. “Als de inventarisering overal op basis van dezelfde codes gebeurt, kan je misschien uitkomen bij een metaplatform.” Verraver zoekt het in dezelfde richting. “We moeten werken aan een vaste nomenclatuur, zodat de platformen met elkaar kunnen praten.” Laat dat net de insteek zijn van het grootste Nederlandse platform: Insert Marktplaats. “Door de vele bestaande platformen aan te sluiten en daarbij de vertaalslag te maken qua vocabularium en structuur, geven we ze als onafhankelijk doorgeefluik een tweede etalage en veel extra zichtbaarheid”, vertelt bezieler Peter Kreukniet.
Financieel vraagstuk
Eind 2024 kwamen een tiental platformen samen om elkaar beter te leren kennen. “Het is belangrijk om de neuzen in dezelfde richting te krijgen”, vindt gangmaker Jeroen Vrijders. “Anders gaan in 2025 nog eens tien bedrijven op hun eilandje met dit geweldige idee aan de slag.” De olifant in de kamer blijft desondanks de volgende: iedereen beseft dat een ééngemaakt of overkoepelend platform de ultieme oplossing is, maar wie moet dat bekostigen? Ook daar valt de inspiratie bij onze noorderburen te halen, want Insert Marktplaats teert op een mix van overheidssubsidies en inkomsten uit een abonnementenmodel.
Misschien is het zelfs niet nodig om het warm water opnieuw uit te vinden. Peter Kreukniet ziet een uitbreiding naar België namelijk wel zitten en er vonden zelfs al verkennende gesprekken plaats. “Het is technisch goed doenbaar om België erbij te nemen. De achterliggende motor bestaat toch al, het zou zonde zijn om die niet te gebruiken. Als we voor het integreren van jullie specifieke standaarden op lokale steun kunnen rekenen en er tegelijk een Belgisch subsidiepotje vrijkomt, stevenen we af op een mooie, circulaire toekomst.”