Achter de balansen - De druk neemt toe
De marges staan onder druk, zeker bij grote ondernemingen. Eén onderneming op drie ziet haar omzet in 2023 dalen. Iets minder dan de helft van de bedrijven ondervindt een daling van de EBITDA en cashflow. De druk op het personeel neemt toe. Pascal Flisch, analist bij Trends Business Information, licht de trends bij de Top 5.000 bedrijven toe. (Matthias Vanheerentals)
De Top 5.000 legt de opvallendste trends bloot van de 5.000 grootste Belgische bedrijven in 2023. Ook boekjaren 2022 en 2021 werden onder de loep genomen. Uit het onderzoek blijkt dat 60% van hun activiteiten in de handel en industrie liggen. De grootste bedrijven liggen vooral in Vlaanderen (70%), Wallonië (17%) en Brussel (13%).
114 ondernemingen (2%) hadden een omzet van meer dan 1 miljard euro. De meerderheid van de bedrijven, namelijk 3.509 (70%), realiseerden minder dan 100 miljoen euro omzet ofwel 17,6% van de totale omzet. Acht supergrote ondernemingen (0,16%) boekten meer dan 10 miljard euro omzet, goed voor 18,3% van het totale cijfer. “Opvallend is dat de acht grootste bedrijven dezelfde omzet realiseren als 70% van de middelgrote bedrijven”, merkt Pascal Flisch op. “Ze hebben dus een grote invloed op de omzet. Dat toont aan welk groot gewicht ze hebben op economisch en sociaal niveau. Ze zijn supergevoelig voor de evolutie van onze economie.”
Uit de analyse blijkt dat de omzet van heel wat bedrijven in 2023 gegroeid is. Al zijn er toch wel wat verschillen. Niet elk bedrijf groeide even sterk. 1/3e van de bedrijven (1.624) zag de omzet tussen 2022 en 2023 dalen (-107 miljard) terwijl 2/3e een omzetgroei (+111 miljard) kende. “Uit die cijfers kan je afleiden dat de groeiers evenveel extra omzet boekten als wat de andere kwijtspeelden”, weet Pascal Flisch. “De groei is met andere woorden niet voor iedereen gelijk. Niet iedereen wint. Er zijn ook verliezers.”
Waar er in 2022 nog een stijging van de inflatie op te tekenen viel, stabiliseerde die in 2023 tot 4,06%. “De inflatie is in 2024 nog niet opgelost”, vertelt Pascal Flisch. “Ik voorspel dat die in 2025 weer normaal zal zijn.” Volgens de analist zijn de grote ondernemingen – in tegenstelling tot de middelgrote – er niet in geslaagd om de stijgende aankoop- en productieprijzen volledig door te rekenen aan hun eindklanten. “De grote industriële bedrijven hebben het door de hogere productiekosten en de internationale concurrentie moeilijker gehad om hun kosten door te rekenen dan de kleinere bedrijven”, zegt hij. “Onze grootste ondernemingen zijn er wel in geslaagd om alle onkosten te dekken en een goede 20% toegevoegde waarde te houden. Maar ze verliezen marktaandeel. Vooral het omzetverlies (-29 miljard euro) bij Pfizer in Puurs had een grote impact op de globale cijfers.”
Personeelskost
Wat de personeelskosten betreft, kampen alle ondernemingen met een stijging. De oorzaak is de indexering. “Niemand is eraan kunnen ontsnappen”, stelt Pascal Flisch. “Ik merk op dat de supergrote bedrijven stiekem begonnen zijn met mensen te ontslaan. Ze proberen het met minder te doen. Dat maakt dat de personeelskost daar minder zwaar doorweegt. Voor kleinere ondernemingen is het veel moeilijker om mensen te ontslaan. Ze kunnen niet zomaar mensen missen. Ze ondervinden dus grotere hinder van de hogere kosten.” Bedrijven betalen hun personeelskosten met de toegevoegde waarde. Het percentage van de personeelskosten in de toegevoegde waarde draait rond de 64%. “De toegevoegde waarde en de personeelskosten groeien, maar de verhouding blijft stabiel”, zegt Pascal Flisch. “Er is een stabilisatie van de personeelskosten in de toegevoegde waarde. De situatie is niet dramatisch. Het doorrekenen van de prijzen aan de eindklant blijkt voldoende te zijn om de grote evenwichten te bewaren.”
Toch zorgen de hogere personeelskosten ook voor ongunstige effecten, voornamelijk bij grote bedrijven. Het aantal grote ondernemingen die in de gevarenzone zitten neemt toe van 19,8% in 2021 tot 22,8% in 2023. Het gaat om ondernemingen die kampen met een te hoge personeelskost in verhouding tot de toegevoegde waarde. “Meer dan één op vijf bedrijven heeft een probleem”, verduidelijkt Pascal Flisch. “Die hebben te veel personeelskosten in verhouding tot de toegevoegde waarde. Er zijn er zelfs 367 die onmiddellijk operationeel verlies lijden als ze hun personeelskosten betaald hebben. Ze moeten met minder personeel hetzelfde doen en moeten afslanken, hun ambities herzien of herstructureren.”
Het onderzoek bracht ook de evolutie met betrekking tot de EBITDA in kaart. De EBITDA geeft de winst of het verlies van een bedrijf aan vóór aftrek van alle overheadkosten. “De EDITDA is zeer belangrijk”, legt Pascal Flisch uit. “Op dat niveau moet je rendabel zijn.” Circa 45% van de bedrijven kent een daling van de EBITDA. Er zijn steeds meer ondernemingen die een negatieve EBITDA hebben, namelijk 7,92% in 2022 en 8,86% in 2023. “Dat betekent dat ze operationeel niet rendabel zijn. De marges staan onder druk. Ze kunnen hun gestegen prijzen niet doorrekenen.”
Zware moeilijkheden
Het aantal bedrijven dat in zware moeilijkheden zit, neemt elk jaar toe. “Het gaat om ondernemingen die historisch te veel personeelsleden hadden”, merkt Pascal Flisch op. “Misschien hebben ze niet genoeg geïnvesteerd, is hun technologie verouderd, verbruiken ze te veel energie,…” De kleine bedrijven doen het – verspreid over 2 jaar – beter dan de grote. “De kleinere ondernemingen hebben op 2 jaar tijd een grotere toegevoegde waarde kunnen realiseren”, beaamt Pascal Flisch. “Ze hebben iets meer tijd gehad om een goede marge op te bouwen.”
Verder werden ook de trends met betrekking tot de cashflow onderzocht. Dat is de som die ondernemingen werkelijk over een bepaalde periode verdienen. 55% van de bedrijven slaagt erin om de cashflow te laten toenemen, goed voor een stijging van 60 miljard euro. “Als we naar de supergrote bedrijven kijken, ging het in 2023 beter dan in 2022”, zegt Pascal Flisch. “Dat maakt het totaalbeeld gunstiger. Ze hebben daarvoor misschien wel personeel moeten ontslaan.”
44% van de Top 5.000 ondernemingen hebben een lagere cashflow geboekt dan het jaar voordien, goed voor een daling van 30 miljard euro. “De negatieve cashflow stijgt ook bij grote ondernemingen waarvan iedereen denkt dat ze het makkelijk hebben”, oppert Pascal Flisch. Zo’n 10% ofwel 494 bedrijven hebben een negatieve cashflow. “De reële winstgevendheid van bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers is serieus aan het dalen. Ze zullen zich op een bepaald moment de vraag stellen of het nog de moeite waard is om in België te investeren en of het elders niet goedkoper is.”
Personeelsverloop
Er werd tot slot ook onderzocht hoeveel werknemers de firma verlaten. In 2023 is bij 34% van de ondernemingen meer dan 25% van het personeel weggegaan. “Dat is een hoge rotatie”, merkt Pascal Flisch op. “Het is een structureel probleem dat voor een probleem qua continuïteit kan zorgen. Eén van de oorzaken ligt in het feit dat de baby boomers massaal met pensioen gaan. Ze worden vaak gedeeltelijk vervangen door een nieuwe generatie werknemers. Opleiden kost tijd en geld, terwijl jongeren nog eens sneller van job veranderen.” Bij onze Top 5.000 bedrijven steeg het gemiddeld aantal gewerkte uren van het ene op het andere boekjaar trouwens met 4,76%. Hun werknemers presteren gemiddeld ruim 1.700 uur per jaar.