Makelaars in de sport in het gareel gedwongen
De makelaarsvergoedingen in de sport zijn sterk gestegen. Terwijl het in 2017 nog om 24 miljoen euro ging, is dat nu al 49 miljoen euro. In Nederland, waar de markt vergelijkbaar is met die in België, bedroegen de makelaarsvergoedingen in 2017 slechts 15 miljoen euro en in 2020 ging het om 14 miljoen euro.
Onze profclubs betalen met andere woorden twee keer zoveel als de 34 professionele clubs in Nederland. Het systeem is duidelijk ontspoord en dat heeft te maken met wat we ‘de uitzondering voetbal’ kunnen noemen. Als een sporter zelf zijn makelaar vergoedt, kent hij uiteraard het bedrag van de commissies of het loon dat die ontvangt.
In de meeste sporten, waaronder het wielrennen, is die werkwijze de norm, maar niet in het voetbal. Daar stelt de speler weliswaar zelf zijn makelaar aan, maar de onderhandelingen over een verlenging van een contract of over een transfer verlopen hoofdzakelijk tussen de club en de makelaar. Bovendien vergoedt de club de makelaar zodat, zo stelt de CD&V, de sporter zelf slechts een vaag idee heeft van wat de makelaar ten koste van hem verdient.
Om zo veel mogelijk clubs te ontraden om nog buitensporig hoge vergoedingen aan makelaars te betalen, stelt de partij een eenvoudige maatregel voor: een verbod op elke fiscale aftrek als beroepskosten voor het deel van de makelaarsvergoeding dat meer dan 3% bedraagt van het bruto jaarloon van de sporter voor wie de makelaar optreedt.
Lees meer